Skip to main content
Cursus

Opbouw

By oktober 27th, 2021No Comments

Opbouw

We hebben het al over het opnameplan gehad. Of u het nu wil of niet, of u nu een perfect uitgewerkt opnameplan hebt gemaakt of niet, u hebt gegarandeerd opeenvolgende shots gemaakt van verschillende lengte.
Het doel van het onderverdelen in shots en de daaropvolgende montage is uw beelden een logische en natuurlijke opeenvolging te geven. Wie naar een goed gemonteerde film kijkt, merkt zelfs de “cuts” en de overgangen tussen verschillende opnamegroottes niet. Wat hij ziet op het scherm is voor hem de werkelijkheid geworden. De beste methode om dat resultaatv te bekomen bestaat erin reeds bij het opnameplan en tijdens het draaien te voorzien wat u bij de montage zal moeten doen om alles vloeiend te laten aaneensluiten.
Wanneer men spreekt over montage heeft men het in de eerste plaats over continuïteit en dus ook over overgangen. De actie is in shots opgedeeld, met verschillende opnamegroottes en camerahoeken: de filmer neemt bijgevolf niet altijd hetzelfde standpunt in t.o.v. zijn onderwerp of zijn personages.
Enkele eenvoudige regeltjes tonen ons hoe we ons tegenover onze personages moeten opstellen en in welke richting zij zich moeten bewegen om de continuïteit te verzekeren.

De continuïteit van richting

Als u een personage of ander element in beweging filmt, zelfs als u het volgt, het “begeleidt” door een pano of een travel, zal het element over het scherm bewegen in een min of meer uitgesproken richting. Het kan uit de achtergrond komen en steeds groter worden in het beeld, of het kan aan één kant het beeld binnenkomen en naar de andere kant bewegen. In bijna alle gevallen zal het bewegende elementen van links naar rechts of van rechts naar links gaan, min of meer uitgesproken.
Om de continuïteit van richting te verzekeren, moet u ervoor zorgen dat uw bewegend elementen dezelfde richting blijft aanhouden in de opeenvolgende shots.

Uw bewegend element verplaatst zich volgens een richting, een bewegingsas. Indien u het filmt terwijl het zicg op die as bv. van links naar rechts begeeft, dan moet uw camera steeds aan dezelfde kant van die as blijven staan.

Op de schetsen hierboven loopt de atleer steeds van links naar rechts.
1. Hij komt van ver naar ons toegelopen.
2. Hij loopt ons voorbij.
3. Hij loopt van ons weg in de richting van de achtergrond.

Op het schema hieronder ziet u voor deze 3 shots de camerastandpunten t.o.v. de bewegingsas.

Alle tussenliggende standpunten zijn natuurlijk ook geschikt, zolang u maar aan dezelfde kant van de bewegingsas blijft. elke van deze kan shots kan in een ander decor gefilmd zijn. U kan deze shots op elkaar laten aansluiten alsof het om één en dezelfde doorlopende beweging gaat.

Wat gebeurt er als u toch over de bewegingsas gaat?
De kijker zal de indruk krijgen dat uw loper rechtsomkeer heeft gemaakt of dat het om een andere loper gaat, die uit de andere richting komt.

Stel u een achtervolging voor met twee wagens. De politiewagen en de wagen van de gangsters moeten in uw beeld in dezelfde richting blijven rijden: ze komen in dit voorbeeld steeds van links het beeld binnen rijden er rechts weer uit.

Indien er per ongeluk de richting van de politiewagen zou omdraaien, kan de kijker denken dat de wegen rechtsomkeer heeft gemaakt.

Indien u de richting van bewegend elementen wil veranderen, moet u ons dat tonen. Ofwel toont u eerst een shot in de bewegingsas zelf (vanuit een neutrale hoek) – u filmt bv. een auto die recht op de camera afkomt of u filmt hem vanuit een andere auto die ook op de bewegingsas rijdt. Ofwel kan u natuurlijk de bocht in beeld brengen om duidelijk te maken dat er een richtingsverandering plaats heeft.

Het volgende schema toont u met welke shots u een bepaald traject overzichtelijk en begrijpelijk kan in beeld brengen. We nemen als voorbeeld een auto die een berg oprijdt langs een naar boven kronkelende weg. u filmt deze rijdende auto in verschillende shots van op de top van een andere berg.

Als u shots 1, 2 en 3 filmt en na elkaar laat zien, wekt u de indruk dat de auto tweemaal rechtsomkeer maakt. U moet shots 1A en 2A tussenvoegen om de continuïteit van richting te verzekeren.

De continuïteit van beweging

Wanneer u de shots van een voorwerp in beweging na elkaar monteert, moet u rekening houden met de dynamiek van de beweging zoals de toeschouwer die volgt.

De toeschouwer die met zijn blik een bewegend elementen volgt, vervolledigt tegelijkertijd die beweging. Bij het lezen van links naar rechts – wat volgt gaat ook op voor de omgekeerde richting – gaat ons oog niet tot op het einde van de regel maar keren we al eerder terug naar het begin van de volgende. Hetzelfde gebeurt als we naar een scherm kijken: op het moment dat een bewegend elementen de rand van het scherm bereikt, kijken wij al naar de tegenovergestelde kant om het vervolg van de beweging te zien.

Om deze reden kan u, bij het tonen van opeenvolgende shots van een element dat zich van links naar rechts beweegt, het verdwijnen uit beeld aan de linkerkant gewoon weglaten, net zoals het begin van het binnenkomen aan de rechterkant. Indien u alles zou tonen, wordt dit de kijker ervaren een hapering, een soort stop. Als u het bewegend element volledig uit beeld laat verdwijnen en in het volgende beeld opnieuw laat verschijnen, lijkt bovendien het scherm te lang leeg en wordt het ritme van uw film te traag.
Het principe is ongeveer hetzelfde wanneer u vanuit verschillende camerastandpunten een zelfde traject filmt, waarbij het decor duidelijke herkenningspunten biedt. u denkt misschien dat u de shots van het bewegend element moet aaneensluiten zodat het hele traject in beeld is. Dat klopt echt niet: ook hier moet u bij de overgangen tussen de shots een kleine sprong in de ruimte maken, een korte ellips inbouwen. Indien u dat niet doet, krijgt de toeschouwer de indruk dat het bewegend element telkens een beetje achteruit is gegaan en de laatste meters opnieuw aflegt.
Het volgende schema verduidelijkt dit:

De continuïteit van kijkrichting

We verdelen en we kiezen, voor elke actie en voor elk personage, een camerahoek en de ideale opnamegrootte; we zijn dus wel verplicht om zaken uiteen te jalen die we achteraf terug samen moeten voegen. Als we bv. meerdere ensen rond een tafel filmen, tonen we ze eerst in een long shot, elk op zijn of haar plaats. We filmen deze personen vervolgens in steeds “kleinere” shots, we moeten ze bijgevolg duidelijk identificeren. Omdat de kijker hun positie rond de tafel in gedachten heeft opgeslagen, moeten we oppassen dat die positie niet verandert. De personen aan de linkerkant blijven links in beeld en kijken naar rechts. Zij die rechts in beeld waren, blijven rechts in beeld en kijken naar links. Nogal logisch, vindt u niet?

Het is onmogelijk om tegelijkertijd een personage in vooraanzicht en het landschap dat hij bekijkt te laten zien. Om dat probleem op te lossen kan u in een eerste shot uw personage tonen en vervolgens filmen wat hij ziet met inachtneming van het standpunt, de richting en de opnamegrootte die met zijn blik overeenkomen. Wij noemen zo’n shot een subjectief shot omdat het toont wat het personage ziet.

Shot / tegenshot

Ook “beeld/tegenbeeld” genoemd. Eén van de meest voor de hand liggende toepassingen van het “buiten beeld kijken” vinden we bij een confrontatie tussen twee personen, die we elk om beurt in het vooraanzicht moeten tonen, bv. als ze het woord nemen. We tonen de spreker dan ongeveer zoals de luisteraar hem ziet. Toch willen we ook de luisteraar in beeld houden. De oplossing is het shot/tegenshot.

Een voorbeeld: u moet 2 personen filmen die tegenover elkaar staan (A en B).

A en B worden verbonden door een denkbeeldige as. U wil ze niet heel de tijd samen in profiel filmen, u wil hun blik filmen terwijl ze spreken of terwijl ze luisteren. Dat doet u door van camerastandpunt te wisselen. Eeerst staat u tegenover A, met de rug van B op de voorgrond, dan filmt u B met de rug van A op de voorgrond.

Ook hier mag u niet aan de andere kant van de as AB gaan staan bij het wisselen van standpunt. Als u dat toch doet, verandert u A en B van plaats en brengt u uw kijkers hopeloos in de war. U mag met andere woorden niet “over de as gaan”.
Hieronder dus het slechte voorbeeld:

In het voorbeeld worden A en B getoond in borstshots, waar ze samen in voorkomen. Terwijl dichter bij het personage tegenover ons komen, kunnen we het personage op de voorgrond lichtjes onscherp behouden.
In bepaalde shots kunnen we het personage dat we van op de rug bekijken volledig weglaten. In dat geval moet de kijkrichting van het personage dat we filmen perfect behouden blijven, zodat de kijker de indruk behoudt dat hij naar het personage buiten beeld kijkt.

In elk geval moet u het personage, zelfs als u het alleen filmt, lichtjes links of rechts in beeld cadreren, afhankelijk van zijn gekende positie. Men noemt dit kijkruimte geven aan de personages.

Het is onmogelijk om vooraf te weten hoe de verschillende shots op mekaar zullen aansluiten. Bijgevolg is het mogelijk dat we problemen hebben om de overgang tussen twee shots te realiseren: de opnamegroottes of de camerahoeken zijn net iets te gelijkaardig, de bewegingen spreken elkaar tegen, er zijn tegengestelde richtingen, kortom: het tegenovergestelde van alles wat we hier gezien hebben. Daarom zorgen vaklui voor tussenshots of “inserts”. Dit zijn neutrale shots, dikwijls van een voorwerp, een detail of stilstaand personage in long shot of borstshot. Dergelijke shots komen dikwijls van pas. men kan ze onder meer kort inlassen bij de montage om het verhaal vlotter te laten lopen. Film dus ook een paar details van de scènes die u opneemt.

Voorbeeld: bij een picknick met vrienden filmt u, met een vast camerastandpunt, het vlees op de barbecue, het dienblad met de veelkleurige cocktails, de zon die door het gebladerte schijnt…

Avatar foto

Leave a Reply